“Exploit some of that tokenism” - in gesprek met Jos Boys
Jos Boys is founding member van het Londens feministisch architectuurcollectief Matrix. Op 30 maart 2023 ging ze met PAF in gesprek over inclusiviteit in de architectuursector, een thema dat Boys niet enkel vanuit de praktijk kent, maar dat ook in haar onderzoek en onderwijs een centrale positie inneemt. In een panelgesprek reflecteerden Li Mei Tsien (B612architectes, voorzitter ufvAb), Eyukewe Dogo (UN Studio, bestuurslid VAi en Antwerp Pride) en Somaie Sedaghat Niai (Hubbie vzw) over inclusiviteit in de Belgische context.
Tekst: Bart Tritsmans
Beeld: Tatjana Huong Henderieckx / Matrix Open Archive
Het verslag van de avond lees je hieronder. Je kunt de video van de lezing en het panelgesprek ook in zijn geheel terugkijken.
Jos Boys’ pleidooi voor radicale verandering
Jos Boys opende haar lezing met de disclaimer dat ze bij toeval als spreekbuis van Matrix optreedt en dat het collectief al van bij de start gedragen wordt door een netwerk van vrouwen met diverse achtergronden en expertises. In de jaren 1980 was Matrix wereldwijd een van de eerste ontwerppraktijken die focusten op gender in de gebouwde omgeving. In 1984, tijdens de tweede feministische golf, publiceerde het collectief Making Space. Women and the Man-Made Environment. De actualiteitswaarde van het boek is erg groot en het kreeg in 2022 dan ook een herdruk. Boys toont het gehavende exemplaar uit de universiteitsbibliotheek en besluit dat “a book with markings all over shows the glory of something that has really been read”. Matrix werkt bovendien volop aan een open access-archief, waarin ze ideeën en ontwerpen delen met een nieuwe generatie.
Koken in cocktailjurk
Een van de aanleidingen voor het boek was het stereotiep beeld van een vrouw die in avondjurk in de keuken staat (omdat moderne toestellen het werk verlichtten). Matrix werd getriggerd door een ander aspect van het beeld: een witte vrouw uit de middenklasse die thuis voor de kinderen zorgt terwijl haar man buitenshuis werkt. In deze typering herkenden de vrouwen van Matrix zich niet. Bij kraakbewegingen, lesbische collectieven, protestbewegingen tegen de heerschappij van de auto en vakbonden die hervormingen in de architectuursector aankaartten, vonden ze medestanders om het vastgeroeste beeld aan het wankelen te brengen. Om de discrepantie tussen mannelijke ontwerpers en vrouwelijke gebruikers te onderzoeken, ging Matrix met vrouwen in gesprek over de relatie tussen ontwerpen en bouwen, de architectuuropleiding en de rol van vrouwen in het bouwproces.
Lokale gemeenschappen
Matrix realiseerde verschillende gebouwen in nauwe samenwerking met opdrachtgevers. Om een oud badhuis om te vormen tot het Dalston Children’s Center, maakte het collectief grote maquettes. Lokale gemeenschappen konden zelf met de onderdelen experimenteren om de schaal en de impact van de ruimtelijke ingrepen zo aanschouwelijk mogelijk te maken. Het Jagonari Asian Women’s Centre in Londen benaderde Matrix nadat ze hun mannelijke architect ontslagen hadden. Matrix ging in gesprek met de opdrachtgevers en maakte een ontwerp waarmee ze hun inlevingsvermogen, hun wil om participatief te werken, en hun zorg voor de gebruikers toonden. Hoewel deze benadering in de jaren 1980 erg uitzonderlijk was, verbaast het Boys dat veel architecten deze methode vandaag nog steeds als radicaal beschouwen.
Wat is feministische architectuur?
Op de vraag wat een feministische architectuurpraktijk kan bijdragen aan de sector, antwoordt Boys dan ook dat samenwerkingen cruciaal zijn. Ze benadrukt dat de tendens naar een meer artistieke invulling van architectuur de scherpe hoeken kan bijvijlen en ervoor zorgt dat het vak van de architect ruimer geïnterpreteerd kan worden. Ter illustratie noemt ze het netwerk Black Females in Architecture, de kunst-, design en architectuurgroep Mycket en het Londense architectenbureau MUF. Over de betekenis van feministische architectuur is Boys helder. Het gaat volgens haar niet enkel over gender. Feministische architectuur is inclusief en weigert om maatschappelijke normen en gewoontes te aanvaarden. Ze roept op om er samen over te waken dat veronderstellingen die ondervertegenwoordigde groepen uitsluiten niet bestendigd worden. Ze voelt aan dat er iets beweegt in de architectuursector, maar dat de context moeilijker is dan in de jaren 1980, toen de beweging mee gedragen werd door overheden en parallelle tendensen in de samenleving.
Radicale ontwerpers
Tijdens de boekenclub over Making space: Women and the Man-Made Environment kwam de verhouding tussen de architect als probleemoplosser en als kritisch bevrager van de sociale en politieke context ter sprake. Volgens Jos Boys bestaat er een verwachtingspatroon dat voorschrijft dat je als ontwerper autonoom aan de slag gaat met een checklist, dat je oplossingsgericht, ondernemend en vastberaden bent, en dat je op elk uur van de dag obsessief moet kunnen werken om kwaliteit te leveren. Hoewel niemand voldoet aan deze beschrijving, resulteert de verwachting in een problematische werkcultuur, waarin nauwelijks tijd wordt genomen om op een dieper niveau na te denken over de diverse noden in de samenleving. Matrix stelt daarom voor om meer te focussen op samenwerkingen met verschillende actoren en om zo te bouwen aan tragere, diepgaandere processen in de architectuur. Volgens Boys zitten we vast in een onhoudbaar systeem, dat we radicaal moeten veranderen.
Reproductie van privileges
Om een verandering te realiseren, pleit Boys ervoor om te strijden voor een feministische bewustwording, zodat mensen ontdekken dat niet het individu, maar de maatschappij verantwoordelijk is voor de exclusiemechanismen. Die strijd begint al tijdens de opleiding: Boys stelt dat studenten een belangrijke rol kunnen spelen door lezingen en workshops te organiseren, en samen te werken met docenten die open staan voor nieuwe benaderingen. Volgens Boys wordt de basis voor de leaky pipeline al tijdens de opleiding architectuur gelegd. De competitieve sfeer, de ondervertegenwoordiging van vrouwelijke docenten en het tekort aan referenties naar vrouwelijke architecten zorgt voor een onevenwicht. Hetzelfde mechanisme speelt bij uitsluiting op basis van afkomst en klasse.
Opleidingen zijn volgens Boys nog te weinig inclusief: “There is a reproduction of white, straight, male, able-bodied privilege that benefits some and not others.” De manier waarop wordt nagedacht over (on)gelijkheid in de maatschappij is volgens haar een deel van het probleem: het heersende ideaal van de neoliberale zelfontplooiing zorgt er wel voor dat het beroep toegankelijker wordt voor vrouwen, en dat er aandacht is voor gelijk loon, maar niet dat de invulling van het beroep verandert.
Nieuwsgierigheid naar de ander
Jos Boys ontdekte het feminisme uit nieuwsgierigheid, en om diezelfde reden leidt ze nu het DisOrdinary Architecture Project, dat ontwerpt en creëert met en voor personen met een beperking. Ze wilde begrijpen door welke mechanismes ongelijkheden gereproduceerd worden. Meestal wordt er ontworpen voor ‘able-bodied people’ en worden aan het einde aanpassingen doorgevoerd om het ontwerp conform te maken aan de normen voor mensen met een beperking. Dat deed Boys besluiten dat er 40 jaar na de oprichting van Matrix weinig veranderd was in het denken van veel ontwerpers, en dat de kennis en expertise uit het veld van de disability research ingang moest vinden in de architectuur en de ruimtelijke planning. Het DisOrdinary Architecture Project zet samenwerkingen op met kunstenaars en architecten en het onderzoekt (onder andere door embodied practice) hoe ontwerpers de rijkdom van neurodiversiteit kunnen omarmen. Bovendien toont het ontwerpers hoe ze hun eigen assumpties kunnen bevragen, en hoe ze hun ontwerppraktijk kunnen voeden met nieuwe perspectieven op ruimtegebruik en -beleving.
Panelgesprek: inclusiviteit in de architectuurpraktijk in België
PAF nodigde drie sprekers uit om te reflecteren over inclusiviteit in de Belgische context. Li Mei Tsien, die in 1997 het bureau B612architectes oprichtte, geeft aan dat ze vandaag meer aandacht voor diversiteit ervaart. “In de jaren 1990 was feminisme een scheldwoord”, vertelt ze. Ze kwam terecht bij ufvAb (de unie van vrouwelijke architecten in België), dat evenementen organiseert en nadenkt over de vraag wat het betekent om een vrouwelijke architect te zijn.
Somaie Sedaghat Niai besloot om de architectuursector te verlaten voor een functie in de zorg. Het gebrek aan samenwerkingen met gebruikers om diepgaand na te denken over hun noden, en de moeilijke combinatie van het moederschap met de werkcultuur in de architectuursector, overtuigden Sedaghat Niai om de overstap te maken naar Hubbie vzw. In haar masteronderzoek naar participatietrajecten bij stedelijke projecten kwam ze tot het besluit dat minderheden, die samen een meerderheid vormen in de stad, nauwelijks gehoord worden. De drempel om als vrouw met een migratieachtergrond je stem te laten horen is vaak te hoog. Eyukewe Dogo, architect bij UN Studio en lid van de raad van bestuur van het Vlaams Architectuurinstituut, herkent het patroon. Hij wordt regelmatig gevraagd om in raden te zetelen, en hoewel instituten pogen om inclusiever te werk te gaan, realiseren ze zich volgens Dogo onvoldoende dat ze van mensen in kwetsbare situaties vragen om tijd en energie te investeren zonder ervoor vergoed te worden.
Empathie en nieuwsgierigheid
Eyukewe Dogo, die ervaring opdeed bij zowel grote als kleine Nederlandse en Belgische architectenbureaus, kreeg zelf te maken met racisme op het werk, waarop de werkgever een inclusietraject opstartte met een externe partner. Uit een bevraging over veiligheid en inclusie bleek dat ook vrouwelijke medewerkers zich op de werkvloer niet zo veilig voelden als mannen. Dogo merkt op dat grote bedrijven een beleid ontwikkelen rond diversiteit, maar dat het regelmatig resulteert in “a fashionable way of doing diversity and inclusion”. Ze vatten de grond van het probleem niet, wat toont dat diversiteit gemakkelijker te begrijpen is dan inclusiviteit.
De eerste en belangrijkste stap is mensen bewust maken van hun eigen bias, meent Dogo. Hij vindt het cruciaal om mensen openlijk met exclusie te confronteren, ook al zorgt dat voor ongemakkelijke situaties. Aanvankelijk reageren mensen boos, en beschouwen ze jou als het probleem, omdat ze niet graag geconfronteerd worden met hun eigen vooroordelen, leg hij uit. “But after talking, talking, talking, at some point people get mature enough to really understand what inclusivity is and that they need to take action. It is not because you are not a woman, that feminism is not your problem.” Een gebrek aan aandacht of nieuwsgierigheid kan er immers voor zorgen dat allerlei vormen van exclusie in de samenleving over het hoofd gezien worden.
Het panel sluit aan bij Jos Boys’ visie op inclusiviteit en besluit dat de bewustwording versterkt moet worden, zodat mensen inzien dat uitsluiting geen individuele verantwoordelijkheid is, maar een maatschappelijk probleem. Het mechanisme achter Boys’ beeld van de huisvrouw in galajurk werkt volgens het panel nog door in de architectuursector, waar het ideaalbeeld van het mannelijke genie nog steeds overheerst. Li Mei Tsien geeft aan dat er in de maatschappij, en ook bij haar generatie van vrouwen, nog het idee leeft dat vrouwen moeten strijden om een plaats te krijgen in de architectuursector, en dat ze minstens evenveel uren moeten werken als mannen om de positie van partner te bereiken. Omdat ze haar eigen bureau heeft, kon ze haar baby meenemen naar kantoor, wat voor de meeste vrouwen een onmogelijke combinatie is. Somaie Sedaghat Niai argumenteert dat meer empathie en begrip voor de rol van een vrouw als moeder een grote vooruitgang zou zijn. Eyukewe Dogo voegt toe dat het beeld van de architect fundamenteel moet wijzingen, en dat ook het idee van wat het betekent om man te zijn gedeconstrueerd moet worden.
Gebaseerd op de inzichten uit Jos Boys’ lezing en het panelgesprek, formuleerden de sprekers en het publiek samen enkele vragen die het debat in de toekomst kunnen voeden. Hoe kunnen we evolueren naar een cultuur van samenwerking in plaats van competitie? Kunnen we, door ons bewust te worden van onze eigen vooringenomenheden, ontwerpen vanuit minderheden in plaats van met de blik van de geprivilegieerde? En wat kunnen we als feministisch platform bijdragen in de architectuursector?