Verslag: hoe kan ecofeministisch denken een inspiratiebron zijn voor de architectuurpraktijk en stadsmaken? - S&A x PAF

In gesprek over ecofeminisme met Philsan Osman en Jolein Bergers

Wat kunnen we leren van ecofeminisme voor de architectuurpraktijk en stadsmaken? Hoe kan zorgzaamheid een leidend principe zijn voor wat we ontwerpen én hoe we ontwerpen? Op 21 november 2024 vormde Huis Delsart, een voormalige lederwarenwinkel, baken van vrouwelijk ondernemerschap en eveneens een bijzondere erfgoedparel in hartje Leuven, het decor voor een inspirerend gespreksavond. Stad & Architectuur en PAF nodigden er Philsan Osman en Jolein Bergers uit. Philsan Osman deelde, als onderzoekster en mede-auteur van ‘Voor wie willen we zorgen: Ecofeminisme als inspiratiebron’ (EPO, 2021), in vogelvlucht haar visie op ecofeministisch denken en de verwevenheid van de ecologische crisis en sociale onderdrukking. Jolein Bergers vulde aan vanuit haar standpunt als architect en onderzoeker met expertise in bestuderen van de verwevenheid van menselijke en meer-dan-menselijke natuur in planningsprocessen in Brussel. Omringd door een geboeid publiek en met Evelien Pieters van PAF als moderator, ontvouwde zich een waardevol panelgesprek.

Deze gespreksavond markeerde de start van een samenwerking tussen PAF en Stad & Architectuur, waarin beide organisatie samenbouwen aan een architectuurgemeenschap met focus op inclusieve waarden.

Verslag: Marjolein Geyskens, Hanne Van Reusel en Kristel Putseys

Foto’s: Tatjana Huong Henderieckx

Ecofeministisch denkkader - lezing Philsan Osman

Ecofeminisme

Philsan Osman begon met een terugblik op het ontstaan van het ecofeminisme. Aan de hand van een sprekend voorbeeld illustreerde ze hoe het ecofeminisme is ontstaan op het kruispunt tussen de sociale onderdrukking van kwetsbare groepen en de vernieling van de natuurlijke omgeving. Ze besprak de Indiase Chipko-beweging als een belangrijke inspiratiebron voor ecofeministen. Dit is een krachtige, door vrouwen uitgedragen milieubeweging ontstaan in de jaren ‘70 in India. De beweging ontstond als reactie op commerciële houtkap en de daaruit volgende veranderingen die de leefomgeving van deze lokale bewoners bedreigden. De getroffen gemeenschappen organiseerden zich onder leiding van de vrouwen en zetten zich in voor het beschermen van hun natuurlijke leefomgeving. Dit deden ze op een vreedzame manier, door het omarmen van de bomen, ‘chipko’ betekent ‘plakken’. Zo konden ze geplande ontbossingen in vraag stellen en voorkomen. Deze Chipko-beweging is, aldus Osman, een voorbeeld de bezorgdheden en principes die het ecofeminisme omarmt.

Osman introduceerde vervolgens het werk van Suzanne Simard en haar boek “Op zoek naar de moederboom” (Promotheus, 2021, vertaling). Als academicus realiseerde Simard baanbrekend werk in het herkennen van de samenwerkingsmechanismen tussen bomen. Zij stelde in vraag –en bewees- dat het dominantie idee van competitie tussen bomen, een vanuit het menselijk en kapitalistisch denken gevoed perspectief blijkt, eerder dan een wetenschappelijke waarheid.  Met haar werk bracht Suzanne Simard in kaart hoe een rijk ondergronds netwerk bomen en planten in het bos met elkaar verbindt. En hoe we hierin kunnen herkennen hoe wij ons als mensen in de samenleving organiseren en verbinden. Het is dus geen pure ‘survival of the fittest’. Bomen zijn communicatieve wezens die samenwerken, ook tussen verschillende soorten. Het werk van Simard toont aan hoe sterk onze blik gestuurd is vanuit dominante denkbeelden en welke rijkheid en schoonheid we zo over het hoofd dreigen te zien, aldus Osman.

Zorgethiek

Osman duidde hoe het ecofeminisme een alternatief denkkader vormt van waaruit je naar de leefomgeving kan kijken. Niet vanuit het perspectief van het individu (dominant in ons westers perspectief), maar vanuit een gemeenschap met een open blik. Osman introduceerde het begrip zorg als een radicale actie die essentieel is binnen een gemeenschaps-gebaseerd perspectief. Dus niet alleen, hoe kunnen we onze leefomgeving bekijken vanuit het idee van gemeenschap en de verbondenheid tussen menselijke en niet-menselijke natuur? Maar ook, hoe kunnen we een zorgethiek installeren die breed gemeenschapsdenken in praktijk brengt? Het ecofeminisme stimuleert om zorg, voor de menselijk en niet-menselijk gemeenschap, te benaderen als één van de fundamenten in een rechtvaardige samenleving. Zorg wordt zo opgeladen met een politieke dimensie.

In het boek ‘Voor wie willen we zorgen’ beschrijft Osman hoe in de westerse samenleving (zelf)zorg wordt benaderd vanuit een kapitalistisch perspectief -een goed glas wijn ’s avonds om even te ontspannen-, met een artificiële grens tussen mens en natuur. De natuur wordt voornamelijk gezien als een waardevolle bron voor grondstoffen, een bron waaruit genomen kan worden zonder erkenning van de verantwoordelijkheid ook zorg terug te geven. Met milieuvernieling als gevolg. In haar presentatie beklemtoonde Osman hoe er een duidelijke analogie is tussen de westerse omgang met de natuurlijke omgeving en de manier hoe gemarginaliseerde groepen gedomineerd worden. 

Intersectionaliteit

Om die sociale ongelijkheid beter te begrijpen, gaf Philsan Osman het publiek inzicht in het werk van Kimberlé Crenshaw die als Amerikaanse burgerrechtenactivist baanbrekend theoretisch werk verricht. Met Crenshaw introduceerde Philsan Osman het begrip intersectionaliteit. De plaats waar discriminatie van vrouwen, personen van kleur, milieu, maar ook van de LGBTQ+ gemeenschap, mindervaliden etc. elkaar overlappen. Intersectioneel denken, ofwel kruispuntdenken, helpt om aandacht te hebben voor andere identiteiten en ervaringen en, zo beklemtoonde Philsan Osman, het gaat niet over het al dan niet afvinken van priveleges, maar juist over het interageren van bestaande onderdrukkingsmechanismen. Intersectionaliteit gaat om de erkenning dat verschillende structurele vormen van discriminatie kunnen overlappen en elkaar versterken. 


Het gaat dus enerzijds om het erkennen van hoe mileuvernieling, seksisme en racisme hun wortels hebben in hetzelfde dominerende wereldbeeld. Een perspectief met roots in en een vervreemding van onze meer-dan-menselijke wereld gevoed vanuit het kapitalisme, patriarchale structuren en kolonialistisch denken. Anderzijds beklemtoont intersectionaliteit het belang om ook binnen de bewegingen van milieu-activisme en feminisme aandacht te hebben voor andere vormen van discriminatie en marginalisatie. Osman besprak hoe de moderne milieubeweging nog vaak de denkfout maakt dat gemarginaliseerde groepen geen ‘tijd’ of interesse hebben voor ecologie, hoewel net zij de impact van de klimaatverandering het sterkst voelen. Een pijnlijke denkfout, want zijn het niet de inheemse volken die als eersten de klimaatdreiging zagen, voelden en aankaartten? Osman stelde voor dit perspectief om te draaien, want als we onze blik bijstellen kunnen we zien waar er al talrijke voorbeelden van echt zorgdragen aanwezig zijn. We hoeven niet eens ver te kijken, enkel onze blik te openen. Ze lanceerde de vraag: Wat doen mensen van gemarginaliseerde groepen, welke tactieken passen zij toe? En wat kunnen we leren van hen? Met deze vragen gaat ze nu zelf aan de slag binnen haar opstartend onderzoek aan de Open Universiteit in Nederland.

Architectuur – Voor wie willen, kunnen en moeten we zorgen?

Philsan Osman introduceerde de concepten van ecofeminisme, zorgethiek en intersectionaliteit. Hoe relateren deze begrippen tot architectuur en stadsmaken? Hoe kunnen en moeten we binnen architectuur -in de brede zin van het woord- die zorgethiek meenemen en toepassen?

Een quote van Vandana Shiva, gepresenteerd door Philsan Osman, geeft en eerste richting: “The ecological shift involves not seeing ourselves as outside the ecological web of life, as masters, conquerors and owners of the earth’s resources. It means seeing ourselves a members of the earth family [...]

Aandacht voor het meer dan menselijke

Jolein Bergers pikte hier dankbaar op in. Ze beschreef eerst waar het wringt: Het leven in de stad wordt voornamelijk als menselijk beschouwd. Het niet-menselijke aspect wordt, op na het behouden van een paar bomen hier en daar, voor het grootste deel buiten beschouwing gelaten. Bergers haalde gecontesteerde sites van stedelijke natuur (semi-natuurlijke ruimtes) aan als leerrijke case studies. Op dergelijke sites krijgen meer-dan-menselijke levensvormen (door het gekibbel tussen de mensen) meer ruimte. Organismen in het water van werfputten, bijen, insecten… Krijgen plots vrijruimte. Het zijn plekken waar verschillende vormen van kennis en interactie tussen verschillende soorten (vossen, insecten, bijen…) vrijruimte krijgen. Bergers stelde dat die interactie tussen mens en natuur cruciaal is om de levenskwaliteit te verbeteren.

Ze pleit voor een bewustzijn en een voorzichtigheid in de benadering van een plek. Elke plek bestaat al en wordt reeds bewoond, onder andere door bijen, insecten… We kolonialiseren daar nu vaak gewoon overheen. Aandacht voor dit leven, vraagt om veranderende ontwerpbenaderingen en om aandacht en begrip van hoe we geconnecteerd zijn met de natuurlijke wereld. Jolein Bergers somde een aantal concrete werkwijzen op. Bijvoorbeeld door lokale (menselijke) actoren te betrekken, nieuwe perspectieven zoals dat van de bij of een worm te integreren, een context te creëren waarin verschillende vormen van kennis in interactie kunnen gaan, meerstemmigheid voorzien in het ontwerpproces. Centraal staat zorgzaamheid als leidend principe voor wat we ontwerpen en hoe we ontwerpen. 

Zorgethiek in stadsmaken

Verder bouwende op de door Philsan Osman geintroduceerde zorgethiek, kaderde Bergers drie tacktieken: Tracing, Articulating and Weaving. Met ‘Tracing’ kijk je en zoek je naar vaak verdoken sporen van leven. Het gaat om moving in, je duikt in de leefwereld van diverse bewoners. Je spendeert tijd met hen, hebt aandacht voor hen. Van daaruit kan je verder bewegen naar ‘Articulating’, je verwoordt of verbeeldt deze anders onzichtbare verhalen. Je spreekt uit en manifesteert. In de volgende fase beweeg je naar buiten –moving out. Met ‘Weaving’ verweef je de opgebouwde inzichten, verhalen en perspectieven met de dominante en al erkende standpunten. 

Philsan Osman bracht het in haar lezing al aan, hoe archieven gekleurd zijn door het dominante perspectief. En hoe belangrijk en nodig het is die archieven en bijhorende geschiedenis in vraag te stellen en open te breken, om er de verhalen van gemarginaliseerde groepen hun plaats te geven. Bergers pikte hier verder op in, want ook voor de meer-dan-menselijke actoren is het nodig om verhalen en beelden te vinden die het nu zeer beperkte archief kan uitbreiden en uitbreken. Jolein Bergers verwees hierbij naar het essay ‘The Carrier Bag Theory of Fiction’ van Ursula K. Le Guin (1986). En, vulde Bergers aan, wanneer we die kennis -zoals in het door het kapitalisme gedomineerde westen helaas vaak het geval is- niet meer toegankelijk blijkt, is het aan ons om gepaste verhalen te creëren. Daar ligt potentieel voor onze gedeelde verbeeldingskracht. 

Zowel Bergers als Osman concludeerden dat het belangrijk is jezelf de vraag te stellen: Hoe kan die nodige zorgethiek zich in mijn werk en leven realiseren? Zorgdragen in ontwerpen betekent voor hen het bewust zijn van de specifieke plek, die al leeft, en de breder gemeenschap die er huist, de menselijke en niet-menselijke bewoners. Het gaat erom zo veel mogelijk geconnecteerd te blijven met de waarden die inherent verbonden zijn met de plek, en dit vanuit een radicale zorgethiek.

Om de quote van Vandana Shiva af te ronden: […] “It means seeing ourselves as members of the earth family, with responsibility to care for other species and life on earth in all its diversity, from the tiniest microbe to the largest mammal. It creates the imperative to live, produce and consume within ecological limits and within our share of ecological space, without encroaching on the rights of other species and other people.”

Ideeën voor het toepassen van zorgethiek binnen architectuur

Aansluitend op het panelgesprek gingen sprekers en publiek, opgedeeld in groepjes, met elkaar in gesprek. De vragen die op de tafel werden gelegd: Hoe kunnen we deze bewustwording en de bredere theorievorming rond ecofeminisme, zorgethiek en intersectionaliteit vertalen naar de praktijk? Hoe moeten we omgaan met de onderdrukkingsmechanismen? En vooral hoe kan een zorgethiek zich manifesteren in de praktijk van architectuur en stadsmaken? Voer voor gesprek zo bleek. De vragen en oogst aan ideeën vanuit de verschillende groepjes kan in vijf leidraden samengebracht worden: 

Het dominante perspectief in vraag stellen en omdraaien

Wat zijn onze normen? Wie bepaalt wat normaal is? Hoe kunnen we omschakelen van het perspectief van de machine (“machine à habiter”) naar het perspectief van het bos, de weide, de grond? Hoe kan je je blik verder openen voor wat je (nog) niet weten? Hoe leer je luisteren naar de ‘andere’ mening? Het dominante perspectief in vraag stellen roept veel vragen op, waar geen eenduidige antwoorden voor te vinden zijn. 

De gesprekken leverden wel een aantal concrete handvaten op. Een eerste stap is begrijpen en erkennen dat wij en onze connectie met de wereld rondom ons door structuren worden gestuurd. Dat ruimte van verzet te vinden is in het terug naar waarde schatten van de connectie met de natuur. Verwijzend naar het boek ‘Breeding Sweetgrass’ van J. Wall Kimmerer werd er verwezen naar dankbaarheid beoefenen en het erkennen van de fundamentele verwevenheid en wederzijdse afhankelijkheid tussen al het leven. Beter luisteren begint bij het in twijfel trekken of eerder in perspectief plaatsen van de eigen expertise. Paradigma’s openbreken en experimenten aangaan, vanuit kwetsbaarheid en met zorgzaamheid. Participatie is hierin een belangrijke stepping stone. En dan ten slotte, het besef dat onze geschiedenis, ons perspectief gekleurd is en de nodige ruimte bieden om deze in vraag te stellen. Om ‘andere’ verhalen een plek te geven.

Vertrekken vanuit gemeenschap

Verderbouwend op het gesprek bespraken sommige groepen ook het belang van jezelf als deel van de gemeenschap te zien. Om weg te kunnen gaan van het individu als centrum is het aan ons om zelf connectie te creëren en onszelf te positioneren als deel van een gemeenschap. Van daaruit kunnen we kijken naar welke rol je binnen die gemeenschap hebt. “Ik ben de aarde, ik ben de natuur,” aldus één van de deelnemers. We zijn deel van het ‘ecological web of life’. De brug werd ook gelegd naar de onderdrukking van Palestina, de parallel tussen genocide en ecocide toont haarschep aan hoe we allemaal -als deel van de wereldgemeenschap- getroffen worden door het gaande onrecht. 

Zorg dragen voor de brede gemeenschap

Vanuit die positie van gemeenschap volgt de verantwoordelijkheid voor zorgdragen. Niet zorg, het wijntje voor het ontspannen ’s avonds, maar echte zorg en als politieke actie. Een aantal voorbeelden uit de gesprekken: Het versterken van de relatie met gemarginaliseerde groepen, zoals het betrekken van Syrische kinderen in een participatietraject rond eetbare planten in Brussel. Het initiëren van interventies die natuur de ruimte laten om te herleven en de ruimte terug te claimen. Interventies realiseren om bewustzijn te creëren zoals voor de talrijke nog aanwezige waterbronnen in steden opdat ze hun verdiende plek terugkrijgen…

Zorg dragen in het bouwen
Tijdens de gesprekken werd architectuur herhaaldelijk genoemd als een discipline die een sleutelrol kan spelen in zorgzaamheid. Het werd voorgesteld als een facilitator waar zorg, geschiedenis en ecosystemen samenkomen. Om dit te realiseren, is het belangrijk om verder te gaan in interdisciplinariteit, bijvoorbeeld door samen te werken met biologen en andere vakgebieden. Het dominante idee dat natuur slechts een decoratie rond gebouwen is, moet worden uitgedaagd en herzien. Participatie moet verder gaan dan momentopnames en ook ruimte bieden aan meer-dan-mensen, zoals ecosystemen. Technologie werd in de gesprekken kritisch bekeken: is eenvoudiger niet beter? Technologische ‘ecologische’ oplossingen in dienst van branding kunnen juist het kapitalistische denken versterken in plaats van het te doorbreken.

Minder doen, meer zijn en meer begrijpen
Een belangrijk gespreksonderwerp was de vraag of we altijd moeten handelen en ingrijpen. In het onderwijs leren we om theoretisch te redeneren, problemen op te lossen en lege plekken in te vullen, maar misschien is het soms beter om niets te doen en gewoon aanwezig te zijn. Zoals Donna Haraway het stelt in haar concept “stay with the trouble”: simpelweg ‘zijn’ kan al een vorm van anti-kapitalistische actie zijn. Het gaat om aanwezig zijn in plaats van altijd te doen of te presteren. Hierbij is tijd een cruciale factor: tijd nemen om te luisteren, verhalen te horen en ze door te geven. Dit vraagt om een bewuste keuze om tijd vrij te maken en te respecteren. Want met die tijd is er ook meer ruimte om het dominante perspectief in vraag te stellen en ruimte te laten voor ‘andere’ perspectieven.

Als afsluiter kwamen de deelnemers nog even samen in de voormalige atelierruimte van Huis Delsart. In dit nog te renoveren, wat kouwelijk pand, waar het Stadsmakersfonds investeert om ook maatschappelijke meerwaarde te realiseren, komt de groep nog even bijeen in een cirkel. Evelien Pieters sluit de avond af met dankbaarheid voor de sprekers, de samenwerking, deze eerste Leuvense editie en vooral voor deze gemeenschap. Een meer-dan-architectuur-gemeenschap die bijeenkomt om samen in het veld te staan, als deel van de ‘earth family’. 

Referentielijst

  • Philsan Osman, Dirk Holemans en Marie Monique Franssen. Voor wie willen we zorgen - ecofeminisme als inspiratiebron

  • Jolein Bergers, Rubber boots design anthropoly

  • Simard, S. (2021). Op zoek naar de moederboom. Prometheus, Amsterdam. 

  • Crenshaw, K. (1989). Intersectionality

  • Kallipoliti, L. (2023). Histories of ecological design, an unfinished cyclopedia. Actar

  • Escobar, A. (2008). Territories of difference. Place, movements, life, redes. Duke University Press

  • The combahee River Collective (CRC), Boston, Massachusetts: collectief van zwarte feministen sinds 1974. (…)

  • bell hooks. Feminism is for Everybody

  • Angela Y. Davis. Women, Race, & Class

  • Patricia Hill Collins. Black Feminist Thought: Knowledge, Consciousness, and the Politics of Empowerment

  • Audre Lorde. The Master’s Tools Will Never Dismantle the Master’s House

  • Kimberlé Crenshaw. Demarginalizing the Intersection of Race and Sex

  • Vandana Shiva. Women’s Indigenous Knowledge and Biodiversity Conservation

  • Maria Lugones. Coloniality of Gender

  • Françoise Vergès. A Decolonial Feminism

  • Frantz Fanon. The Wretched of the Earth

  • Malcom Ferdinand. Decolonial Ecology: Thinking from the Caribbean World

  • Kathrine McKittrick. The Mathematics of Black Life

  • Saidiya Hartman. Venus in Two Acts

  • Leah Thomas. The Intersectional Environmentalist

  • Layla Saad. Me and White Supremacy

  • Ijeoma Oluo. So You Want To Talk About Race

  • Adrienne Maree. Brown Pleasure Activism

  • Alexis Pauline. Gumbs Undrowned

  • Adrienne Maree. Brown Emergent Strategy

Leestips uit de gesprekken

  • Robin Wall Kimmerer (2013). Braiding Sweetgrass

  • Derek Jarman (1991). Moderne Natuur

  • Donna Herraway (2016). stay with the trouble

  • Ursula K. le Guin (2020). The carrier Bag Theory

Vorige
Vorige

Verslag Boekenclub Voor Wie Willen We Zorgen? Ecofeminisme als inspiratiebron

Volgende
Volgende

Verslag: Tactieken voor een feministische, meerstemmige architectuurpraktijk